gepost 25/02/2021

Francesco Petrarca, veelzijdigheid troef

De aanleiding 

In een uitzending van 'Klassiek leeft' van de afgelopen week las Bart Stouten, die wel vaker een dichter een plaats geeft in zijn programma,  een 'Ardens gedicht' voor van Francesco Petrarca. Het wekte belangstelling en verwondering. 

Petrarca, de man van het Liedboek en de gedichten voor Laura, hemelse en onvergetelijke liefdespoëzie uit de vroegste tijden. Ja, die ken ik, maar een 'Ardens gedicht' van hem? Nooit van gehoord. 

En toch, speurwerk online leert dat Petrarca, in juni 1333, op weg naar Luik, effectief te paard door de Ardennen trok. De troepen van de hertog van Luxemburg streden er toen tegen die van de hertog van Brabant. Een gedenksteen in Habay-la-Neuve, in het woud van Anlier, herinnert zelfs aan die tocht van Petrarca door de Ardennen. 

 

Het beviel hem in de Ardennen, toen, in zijn tijd. 

 

Ardens sonnet

door Francesco Petrarca

 
Door wilde bossen trek ik, jong van moed.
Ongastvrij oord, zelfs voor de wapenmannen;
Maar duisternis kan mij niet overmannen,
Dit kan de zon die straalt met liefdegloed.
 
'k Trek zingend voort (niet wijs, vol overmoed!),
De hemel heeft mijn liefde niet verbannen.
Staat zij daar niet met vrouwen als omspannen?
't Zijn sparren en 't zijn beuken: 'k zag niet goed.
 
In bLAd en zUcht meen ik ze dRA te horen.
Ook in de takken en in 't vogelklagen,
In 't water dat hier murmelend verdwijnt.
 
Nog zelden kon een stilte zo bekoren
En 't eenzaam bosgeheim me zo behagen.
Ware het niet dat te veel zon verkwijnt.
 
(Vertaling Jan Schepens)
 
 

bron: website DBNL, het gedicht verscheen in in het tijdschrift De Vlaamse Gids, jaargang 42 (1958)

Over Petrarca (1304 - 1374)

In 1304 wordt Francesco Petrarco in Arezzo, Toscane, geboren. Hij brengt een groot deel van zijn jeugd door in de Pausenstad Avignon, waar de familie terechtkomt na de verbanning van zijn vader uit Florence.

Hij studeert rechten in Montpellier en Bologna, waar hij bevriend geraakt met Boccaccio (die later zal uitgroeien tot die andere grote dichter, schrijver en humanist uit die tijd) en met wie hij de passie deelt voor schrijven.

Zijn belangstelling voor de klassieke oudheid blijft groeien. Hij leert de moderne Italiaanse en Provençaalse poëzie kennen en ontwikkelt een voorliefde voor grote redenaars en schrijvers, zoals Cicero, Livius en Vergilius en Augustinus, de kerkvader.

En Laura

In 1326, na de dood van zijn vader, keert hij terug naar de Pausenstad Avignon. Op Goede Vrijdag, 6 april 1327, ontmoet hij er in een kerk een meisje, Laura. Hij is op slag dodelijk verliefd. Ze groeit uit tot de muze die hij zijn leven lang zal bezingen in verzen die algemeen beschouwd worden als de mooiste liefdesgedichten uit de renaissance, de Canzoniere, 366 aan Laura gewijde gedichten.

Anders dan al de wijsgerige werken en brieven die hij in het Latijn schrijft, zijn de gedichten geschreven in het Italiaans. Hij benoemt zijn verzen zelf als ‘onbenulligheden, dingen die nergens goed voor zijn’, maar blijft ze toch schrijven, terwijl hij ook zijn stijl blijft polijsten.

Laura e Petrarca, miniatuur uit Canzonieri (14e á 15e eeuw)

Sonnet CXXXIV

 

  Ik vind geen vrede en ik kan niet strijden,
ik hoop en vrees, ik brand en ben van ijs,
ik zweef omhoog en ik lig verstijfd te lijden,
ik bemin de wereld, die ik misprijs.

  Ik ben verlost en kan me niet bevrijden,
ik heb een houvast en raak toch van de wijs,
ik voel me levend en gestorven beide:
ach, liefde is zowel hel als paradijs!

  Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten.
ik haat mezelf en hou van iedereen,
ik roep om hulp en wil het leven laten,

  ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
leven en dood, wat kan het mij baten:
en dit, lieveling, komt door jou alleen.

Hij adoreert haar, zoveel is duidelijk, maar zijn liefde blijft onbeantwoord. Laura de Noves is de echtgenote van Hugo de Sade en bijgevolg ‘onbereikbaar’. Het uitzichtloze van die situatie verscheurt hem emotioneel en veroorzaakt wisselende stemmingen en twijfels, aan zichzelf en zijn poëtisch talent. Die verscheurende strijd tussen gevoel en rede, het ideaalbeeld van geluk en de onbereikbaarheid ervan, zal zijn hele leven op hem wegen.

Canzoniere 292

 

   Gli occhi di ch’io parlai sì caldamente,
e le braccia, e le mani, e i piedi, e ‘l viso,
che m’avean sì da me stesso diviso,
e fatto ingular da l’altra gente;

   le crespe chiome d’òr puro lucente,
e ‘l lampeggiar de l’angelico riso
che solean fare in terra un paradiso,
poca polvere son, che nulla sente.

   Et io pur vivo; onde mi doglio e sdegno,
rimaso senza ‘l lume ch’amai tanto,
in gran fortuna, e ’n disarmato legno.

  Or sia qui fine al mio amoroso canto:
secca è la vena de l’usato ingegno,
e la cetera mia rivolta in pianto.

 

 

Die ogen zo vol vuur door mij beschreven,
die armen, handen, voeten en gezicht,
waardoor mijn hart soms zózeer werd ontwricht
dat ik met niemand meer kon samenleven,

   die haren met een gouden glans doorweven,
die glimlachjes zo warm op mij gericht,
zijn nu vergaan tot stof, dat ergens ligt
en elk gevoel voorgoed heeft prijsgegeven.

   En ik, ik leef, maar doodvermoeid en ’t leven zat
en zonder ’t reddend licht dat op mij wachtte
steeds als de storm mijn schip geteisterd had.

  Verdwijn, o liefdeslied, uit mijn gedachten!
Want weg is het talent dat ik bezat
ik schrijf geen verzen meer, maar jammerklachten!

In Avignon is hij ondertussen in dienst getreden bij de vermaarde en invloedrijke kardinaal Colonna. Hij geeft er zich – wellicht als een reactie op de situatie met Laura - ongelimiteerd over aan het leven, losbandigheid en vertier incluis.

Hij bezit een diepe drang tot reizen, het brengt hem naar alle uithoeken van Europa. Zo belandt hij dus o.m. in Luik, waar hij een verloren gewaande rede van Cicero vindt, Pro Archia poeta. Het wordt het begin van een queeste naar oude antieke teksten, wat zijn liefde voor de oude Griekse en Latijnse literatuur verder aanwakkert. Hij kopieert teksten, vertaalt Homerus en Plato in het Latijn en verwoordt zijn bewondering voor hen zelfs in brieven die hij aan hen richt. In zijn geschriften ontwikkelen zich de eerste tekenen van het humanisme, waarin de mens centraal staat en de maatstaf wordt van alle dingen.

Na vele lange reizen, vooral naar Italië, vestigt Petrarca zich uiteindelijk in de Vaucluse waar hij het grootste deel van zijn oeuvre bijeenschrijft. Hij correspondeert met vrienden en schrijft gedichten. Zijn roem groeit, in Frankrijk en Italië en beide landen willen hem bekronen. Petrarca kiest voor Rome waar hij in 1341 tot dichter gekroond wordt met een lauwerkrans, een begeerde erkenning in die tijd, waar velen naar dongen.

Met roem en eer overladen reist hij tussen 1343 en 1351 naar verschillende Italiaanse steden en keert daarna terug naar de Vaucluse.

In zijn onvoltooide brief ‘Ad posteritatem’ (Aan het nageslacht) waar hij aan schreef tussen 1350 en 1370, kijkt Petrarca met gemengde gevoelens terug op die gelauwerde dichterskroning :

 ‘Deze lauwerkrans vergrootte in geen enkel opzicht mijn wetenschappelijk prestige,

maar maakte mij wel tot het mikpunt van zeer veel afgunst’

Hij keert terug naar Italië als hij de dood verneemt van Laura. Ze overlijdt aan de pest, ze is ondertussen moeder geworden van elf kinderen. Over haar dood schrijft hij in zijn Brief aan het nageslacht:

In mijn jeugd heb ik geleden onder één enkele liefde, die zeer diep op mij inwerkte, maar volkomen zuiver was. En ik zou er nog langer onder hebben geleden als de dood niet het vuur, dat al begon af te nemen, op wrede wijze, maar desondanks op het juiste tijdstip had geblust.’

Hij verliest nog talloze vrienden aan de pest. Het problematische politiek klimaat in Avignon maakt een terugkeer naar Frankrijk niet wenselijk. Hij blijft dus in Italië, waar hij in 1374 sterft.

Het sonnet 

Petrarca schreef veel gedichten van 14 regels. Deze sonnetten (klankdichten) bestonden uit 2 strofes van 4 regels (twee kwatrijnen) en twee strofes van 3 regels (twee terzinen/terzetten). De twee kwatrijnen tezamen heten: octaaf, en de twee terzetten: sextet.

Kenmerkend voor het sonnet is dat (vaak) tussen het octaaf en het sextet een wending of chute voorkomt. Dit betekent dat er in de inhoud, de boodschap, van het gedicht een omslag is. Tussen 2x4 en 2x3 is immers een scheiding, dus de vorm van het gedicht heeft gevolgen voor de inhoud.

Als een gedicht aan deze regels voldoet, dan spreekt men van een Petrarkisch - of Italiaans sonnet.

Het meest geschreven sonnet is meteen ook de oudste vorm: het Petrarca-sonnet. Het rijmschema is: abba abba cdc dcd  in vijfvoetige jamben.

 

De gedichten uit de Canzoniere zijn sonnetten en canzone (Letterlijk "lied" in het Italiaans, een canzone is een Italiaans of Provençaals lied of ballad. Het wordt ook gebruikt om de 'songtekst' te beschrijven die op een madrigaal lijkt).

Omdat niet iedereen het Italiaans machtig is, lezen we Petrarca veelal in vertaling. Voor elke vertaling van anderstalige literatuur geldt het cruciaal belang van het vakmanschap van de vertaler om het origineel, de stijl en de eigenheid van de auteur aan te voelen en om te zetten naar de eigen taal zonder afbreuk te doen aan het origineel.

Dat belang leer je inschatten door verschillende vertalingen van eenzelfde gedicht naast elkaar te leggen, zoals met dit gedicht uit de Canzoniere.

Era il giorno ch'al sol si scoloraro
per la pietà del suo Factore i rai,
quando i' fui preso, et non me nu guardai,
ché i be' vostr'occhi, donna, mi legaro

 

Tempo non mi parea da far riparo
contra colpi d'Amor; però m'andai
secur, senza sospetto; onde i miei guai
nel commune dolor s'incominciaro.

 

Trovommi Amor del tutto disarmato
et aperta la vie per gli occhi al core,
che di lagrime son fatti uscio et varco.

 

Però, al mio parer, non li fu honore
ferir me de saetta in quello stato,
a voi armata non mostrar pur l'arco.

 

Franscesco Petrarca

De dag waarop de zon uit mededogen
met Hem die haar geschapen had ontkleurde.
werd ik, o liefste, ofschoon ik niets bespeurde,
gevangen door de schoonheid van jouw ogen.

 

Omdat jouw blikken in mijn richting vlogen 
juist op een dag dat heel de wereld treurde
en rouwde om wat eens Gods zoon gebeurde,
werd ik verrast en weerloos meegezogen.

 

En hete tranen moet ik nu vergieten
door 't schrijnen van de wonden die de schichten
diep in mijn broze binnenste achterlieten.

 

En ach, hoe kon zich Liefde ertoe verplichten
op mij arglistig pijlen af te schieten
zonder op jou zelfs maar de boog te richten?

 

Vertaler onbekend.

Het was de dag waarop de zon haar stralen
uit deernis met haar Schepper tanen liet,
toen onverhoeds, want argwaan had ik niet,
uw heerlijke ogen mij mijn hart ontstalen.

 

Het was, dacht ik, geen dag om zich te stalen
tegen de Liefdesgod en ik verliet
mij zorgloos op mijzelf; zo zou 't verdriet
van 't ganse volk mijn dreigend leed bepalen.

 

Ontwapend bood ik Amor geen verweer,
de weg van oog naar hart lag nog ontsloten
waar nu een stroom van bittere tranen vloeit.

 

Toch strekt zijn daad, vind ik, hem niet tot eer
zijn pijl heeft hij in het weerloos hart geschoten,
zijn boog liet u, bewapend, ongemoeid.

 

Vertaler Robert de Does.

Het was de dag waarop, uit mededogen
met wie haar schiep, de zon verstek liet gaan
toen ik vergat mijn blikken neer te slaan
en in de ban kwam, vrouwe, van uw ogen.

 

Ik was te argeloos op weg getogen,
niet denkend dat ik Amor moest weerstaan.
Zo ving mijn lijden op de Vrijdag aan
waarop zich rouwend aller hoofden bogen.

 

De god der Liefde trof mijn zwakste plekken,
mijn ogen, uitweg voor mijn tranen nu,
en vond de toegang tot mijn hart wijd open.

 

Hij heeft, wat ik hem niet ten eer vind strekken,
een weerloos man geraakt, terwijl hij u,
die zich bewapend had, schotvrij liet lopen.

 

Vertaler Ike Cialona.

In welke vertaling klinkt Petrarca zoals hij klinkt in het Italiaans? Wie zal het zeggen....

Petrarca en het humanisme 

'Petrarca wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne West-Europese cultuur: enerzijds als denker door zijn werken in het Latijn, en anderzijds als kunstenaar door zijn gedichten in het Italiaans. De ‘Latijnse’ Petrarca is dé gangmaker geweest van het Humanisme en daardoor de wegbereider tot de latere Renaissance', stelt Frans Van Dooren in een bijdrage in het tijdschrift De Revisor, Jaargang 1

Zijn analyse is helder, krachtig én boeiend. 

'Als de humanist Petrarca voor onze moderne tijd iets te betekenen heeft, dan ligt deze betekenis voor mij vooral hierin dat hij, meer dan wie ook, heeft aangetoond dat de studie van het verleden - en of dat nu de klassieke oudheid is of een andere periode, doet niet ter zake - uiterst waardevol kan zijn voor de ontwikkeling van het individu, en evenzeer voor het gehele cultuurpatroon van een bepaalde tijd.'

LEES HIER DE VOLLEDIGE TEKST

Nog dit

Aan de identiteit van Laura is in de loop der tijden wel eens getwijfeld. Zo was men er in de 15e eeuw van overtuigd dat ze louter een symbool is. Petrarca speelt in zijn gedichten immers wel eens met overeenkomsten tussen de naam ‘Laura’, ‘lauro’ (het Italiaanse woord voor laurier of lauwertak) en l’auro (goud), wat leidde tot de suggestie dat Laura voor een heel specifiek aspect stond in het leven van de dichter, namelijk de lauwerkrans, het symbool van roem en eer. Uit zijn geschriften blijkt dat hij die ook wel nastreefde, hij werd er ook mee bekroond.

Dat er zoveel bekend is over Petrarca heeft veel te maken met de overvloed aan autobiografisch materiaal dat hij naliet, de Brief voor het nageslacht speelt daarin een grote rol. Uit zijn brieven en gedichten komt het beeld naar voor van een charmante persoonlijkheid. Een intelligent iemand. Talentvol. Iemand die zichzelf ook goed verkoopt. Religieus bewogen, zelfs fanatiek soms. Een individualist, zijn onafhankelijkheid genegen. Iemand die eenzaamheid nodig had om de grote werken te schrijven die hij voor ogen had. Een mens met een groot gevoel voor schoonheid en oog voor de natuur.

Er valt nog zoveel te zeggen 

Vertel anderen over ons. Deel deze webpagina met uw netwerk.