HOME > EN VERDER > LEZEN > RECENSIES > De jaren, Annie Ernaux

DE VOORBEREIDING

Luc Meyntjens

DE AUTEUR

 

Annie Ernaux werd geboren als Annie Duchesne op 1 september 1940 in Lillebonne  (Normandië, Frankrijk), ze is een Franse schrijfster en winnares van de Nobelprijs voor Literatuur in 2022.

Annie Duchesne bracht haar kindertijd door in Yvetot, eveneens in Normandië. Ze groeide op in een onbemiddeld milieu als enig kind. Haar ouders waren eerst arbeiders, later kleine middenstanders met een kruidenierszaak, annex café. Ze studeerde romanistiek aan de Universiteit van Rouen en later studeerde ze aan de Universiteit van Bordeaux.

Ze trouwde in 1964 met Philippe Ernaux, een bourgeois zoon, waardoor ze zich uit haar milieu ontworstelde, met wie ze twee zoons kreeg en wiens naam ze behield na de scheiding in 1985. Vanaf begin jaren zeventig werkte ze als docente op middelbare scholen, nadien 23 jaar lang bij het 'Centre National d'Enseignement à distance', het nationale centrum voor afstandsonderwijs.

Vrijwel al het werk van Ernaux is autobiografisch van aard. Haar eerste roman, ”Les Armoires vides” (De lege kasten), uit 1974, gaat over haar Normandische kindertijd, haar tweede boek, Ce qu'ils disent ou rien (1977), gaat over haar adolescentie, haar derde boek, La femme gelé  (De bevroren vrouw), uit 1981, handelt over haar huwelijk. In 1984 kreeg ze de Prix Renaudot voor La Place (De plek), waarin de stijging van haar vader op de maatschappelijke ladder centraal staat. Ze schreef ook over haar illegale abortus die ze als studente onderging (L'événement), over de ziekte van Alzheimer (Je ne suis pas sortie de ma nuit) en later over de dood (Une femme) van haar moeder, over haar borstkanker (L'usage de la photo) en over haar ontmaagding (Mémoire de fille, vertaald als Meisjesherinneringen).

Annie Ernaux keert in veel van haar werk terug naar haar milieu van herkomst. Haar werk is beïnvloed door de sociologie van Pierre Bourdieu, van wie ze heeft geleerd dat ook het intieme en persoonlijke, maatschappelijk van aard is. Ze streeft naar een neutrale, objectieve stijl, "zonder oordeel, zonder metafoor, zonder vergelijking". Supermarkten en metrolijnen neemt ze even gemakkelijk tot onderwerp als het mechanisme van het geheugen of de ervaring van tijd.

Annie Ernaux begon in de vroege jaren 70 in het geheim ­te schrijven aan een roman. Haar motief: wraak. “Pour venger ma race”. Ernaux doelde op klassenwraak, ze suggereerde dat haar schrijven een poging was om genoegdoening te krijgen voor alle schaamte die ze als volksmeisje moest verduren en die niet was verdwenen toen ze van milieu ­veranderde. Integendeel: toe­treden tot de middenklasse betekende een andere levenswijze aannemen, een ander taalgebruik en andere waarden, maar evengoed bleef een schaamtegevoel aanhoudend ­knagen.

Ernaux ziet schaamte als de ­motor van haar schrijverschap, ze lijkt de bron van de speciale luciditeit die haar werk kenmerkt. Eén van haar romans heeft zelfs als titel ‘La honte’. Niet voor niets gaat het lezen van ­Ernaux voor veel lezers gepaard met de euforie en de pijn van zelf­inzicht.

Geen wonder dat Ernaux’ stijl niet overal wordt bewierookt, ­zeker niet in Frankrijk, waar nog ­altijd de cultus heerst van de écriture: opzichtige virtuositeit. Maar dat ze sober schrijft, betekent niet dat haar boeken altijd makkelijk te ­lezen zijn; net als Proust, naar wie ze vaak verwijst, schuwt ze lange zinnen niet, en ze lijkt vaak zo veel mogelijk betekenis te willen opladen in zo weinig mogelijk woorden.

Op 6 oktober 2022 kreeg Annie Ernaux de Nobelprijs voor literatuur "voor de moed en de klinische scherpte waarmee ze de wortels en de collectieve beperkingen van het persoonlijke geheugen blootlegt". Volgens de voorzitter van het Nobelcomité onderzoekt Ernaux in haar schrijven consequent en vanuit verschillende invalshoeken een leven dat gekenmerkt wordt door sterke verschillen in sekse, taal en klasse en haar weg naar het schrijverschap werd omschreven als lang en moeizaam. Haar eerste roman verscheen op 34-jarige leeftijd. Zelf noemde Annie Ernaux het krijgen van de nobelprijs niet alleen een ‘grote eer’ maar ook een ‘grote verantwoordelijkheid’ en ‘iets vreeswekkends’.

De openingszin die Annie Ernaux hanteerde bij het in ontvangst nemen van de nobelprijs Literatuur was de zin die ze 60 jaar daarvoor in haar dagboek had opgetekend. ‘Ik zal schrijven om mijn soort te wreken – j’écrirai pour venger ma race.’ Daarin echode de uitroep van Rimbaud: ‘je suis de race inférieure de toute éternité.’ Ze was tweeëntwintig jaar, studeerde letteren aan een universiteit in de provincie, te midden van jongens en meisjes die voor het merendeel afkomstig waren uit de plaatselijke bourgeoisie. Ze dacht dat ze het maatschappelijke onrecht van de geboorte ongedaan kon maken door boeken te schrijven, door schrijver te worden, als jongste telg uit een geslacht van landloze boeren, arbeiders en kleine neringdoenden, mensen die werden geminacht om hun manieren, hun accent, hun gebrek aan algemene ontwikkeling. Ze dacht dat een individuele overwinning eeuwen van overheersing en armoede konden uitwissen.

De afwijzing van haar eerste roman door een paar uitgevers betekenden voor haar dat de levensomstandigheden waarin je een vrouw was en geen man een doorslaggevend verschil maakten, zeker in een samenleving waarin rollen sekse­ bepaald waren, contraceptie verboden was en zwangerschapsafbreking een misdaad. Met een huwelijksrelatie, twee kinderen, een baan als leerkracht en de volle verantwoordelijkheid voor het ­gezinshuishouden, raakte ze dag in dag uit verder verwijderd van het schrijven en van haar belofte haar soort te ­wreken. ‘De parabel van de wet’ in ­Kafka’s Proces kon ze niet lezen zonder daarin een voorafspiegeling van haar lot te zien: ze zou sterven zonder de deur te zijn doorgegaan die alleen voor haar was bedoeld, het boek te hebben geschreven dat alleen zij kon schrijven.

Maar dat was buiten het particuliere en historische toeval gerekend. De dood van haar vader, die drie dagen nadat ze voor een vakantie bij hem thuis was aangekomen overleed, een baan als leerkracht op een middelbare school, waar de leerlingen afkomstig waren uit net zulke volkse milieus als het hare, wereldwijde protestbewegingen: stuk voor stuk elementen die haar op onverwachte, voelbare manieren terugvoerden naar haar wereld van oorsprong, naar haar ‘soort’, en die aan haar schrijfverlangen een geheime, absolute urgentie gaven. Het ging erom dat ze zich zou onderdompelen in het onzegbaar eigene van verdrongen herinneringen en dat ze aan het licht wilde brengen hoe haar ‘soort’ had geleefd.

Geen enkele schrijfkeuze spreekt voor zich. Maar juist mensen die, omdat ze immigranten zijn, niet meer de taal van hun ­ouders spreken, en anderen die, omdat ze zijn weggelopen uit hun sociale klasse, niet meer dezelfde woorden gebruiken om over zichzelf te denken en zich uit te drukken, juist die mensen stuiten op extra hindernissen. Op een dilemma. Ze voelen namelijk hoe moeilijk, ja hoe onmogelijk het is om in de nieuwverworven, ­dominante taal die ze hebben leren beheersen en die ze in literaire werken bewonderen, te schrijven over alles wat betrekking heeft op hun wereld van oorsprong, die eerste wereld van zintuigelijke indrukken, van woorden die het dagelijkse leven, het werk, de eigen plaats in de maatschappij weergeven. Aan de ene kant staat de taal waarin ze de dingen hebben leren benoemen, met zijn hardheid en zijn stiltes. Aan de andere kant staat het voorbeeld van de bewonderde, verinnerlijkte werken, de boeken die de oorspronkelijke wereld hebben open­gelegd en waaraan ze naar hun gevoel hun verheffing te danken hebben, die ze zelfs vaak als hun ware vaderland ­beschouwen.

Ze voelde dat ze moest breken met het ‘goede schrijven’, met de mooie zin, oftewel precies het model dat ze haar leerlingen onderwees, om de verscheurdheid die ze in zich droeg uit te drijven, aan het licht te brengen en te begrijpen. De taal die spontaan bij haar opkwam was een ruwe taal, met kwade, spottende en zelfs grove trekjes, een taal van het exces, een opstandige taal, zoals die vaak wordt gebezigd door wie vernederd en beledigd is, als enige ­manier om te reageren op de herinneringen aan alle minachting, alle schaamte en alle schaamte voor alle schaamte.

Algauw vond zij het voor de hand liggend dat zij het verhaal van haar sociale verscheurdheid zou inbedden in de situatie die zij zelf had meegemaakt toen ze ­studeerde, de weerzinwekkende omstandigheden waartoe vrouwen door de Franse staat werden veroordeeld om een toevlucht te zoeken bij een engeltjesmaker voor een clandestiene abortus. Ze wilde beschrijven wat er allemaal met haar meisjeslichaam was gebeurd: de ontdekking van het ­genot, de maandstonden. Zo werd in haar eerste boek het terrein afgebakend waarop zij haar schrijfarbeid zou ontplooien, een terrein dat tegelijk sociaal en feministisch was. Het wreken van haar soort en het wreken van haar sekse zouden voortaan een en hetzelfde zijn.

Hoe kun je je vragen stellen over het leven en daar niet meteen ook vragen over het schrijven bij betrekken? En je niet meteen ook afvragen of dat schrijven de ingeburgerde, verinnerlijkte voorstellingen van mensen en dingen bevestigt of verstoort? Weerspiegelde het opstandige schrijven, door het ­geweld en de spot die het in zich droeg, niet juist de houding van iemand die wordt gedomineerd? Als de lezer een cultureel bevoorrechte lezer was, ­behield hij dezelfde superieure, neerbuigende positie ten opzichte van het personage van het boek als in het echte leven. Juist om die blik te verijdelen, die ze onverdraaglijk zou hebben ­gevonden, nam ze vanaf haar vierde boek een neutrale, objectieve schrijftrant aan, die ze weleens ‘plat’ heeft genoemd, in de zin dat er geen metaforen, geen tekens van emotie aan te pas komen. Het geweld werd niet meer uitgestald, het kwam voort uit de feiten zelf en niet meer uit de manier van schrijven. Woorden vinden waarin de realiteit en tegelijk de aan de realiteit ontleende zintuigelijke indruk vervat zitten, zou haar niet-aflatende preoccupatie worden bij het schrijven, ongeacht het onderwerp.

Zo heeft ze haar engagement in het schrijven opgevat. Waar het haar om gaat is niet om te schrijven ‘voor’ een categorie lezers, maar ‘vanuit’ haar ervaring als vrouw en als binnenlandse migrant, vanuit haar inmiddels steeds oudere herinneringen aan de jaren die zij doorleefd heeft, vanuit het heden, dat onophoudelijk beelden en woorden aanlevert die van anderen afkomstig zijn. Dit engagement steunt op het geloof dat een boek kan helpen om het persoonlijke leven te veranderen, om de eenzaamheid van wat we verduren en verdringen te doorbreken, om anders te denken over onszelf. Wanneer het onzegbare aan het licht wordt gebracht, is dat politiek.

Dat zien we vandaag met het verzet van vrouwen die woorden hebben ­gevonden om de mannelijke macht te tarten en die, bijvoorbeeld in Iran, zijn opgestaan tegen de meest archaïsche, gewelddadige vormen van die macht. Hoewel ze schrijft in een democratisch land, blijft ze verontrust over de plaats die vrouwen innemen, ook en niet het minst in het literaire veld. Hun onvervreemdbare recht om geschreven werk te produceren is nog steeds niet verworven. Er zijn in Frankrijk en wereldwijd mannelijke intellectuelen voor wie de boeken die vrouwen schrijven domweg niet bestaan, ze noemen ze nooit. De erkenning van haar werk door de Zweedse Academie noemt ze een signaal van rechtvaardigheid en hoop voor alle schrijfsters.

In het aan het licht brengen van wat maatschappelijk onzegbaar is – verinnerlijkte machtsverhoudingen gelieerd aan klasse en/of ras en ook aan gender, die alleen worden gevoeld door wie aan die verhoudingen onderworpen zijn – schuilt de mogelijkheid van een individuele maar evengoed collectieve emancipatie. De werkelijke wereld ontcijferen en ontdoen van de voorstellingen en waarden die inherent zijn aan de taal, aan elke taal, houdt in dat de orde die in die wereld gevestigd is, wordt verstoord, dat de ­hiërarchieën die er opgeld doen, worden doorbroken.

Maar dat politieke effect van het literaire schrijven, dat afhankelijk blijft van de receptie ervan door een lezer of lezeres, verwart ze niet met de standpunten die ze zich genoopt voelt in te ­nemen tegenover actuele gebeurtenissen, conflicten en ideeën. Zij is ­­op­gegroeid in de generatie van na de Tweede Wereldoorlog, waarin het vanzelfsprekend was dat schrijvers en intellectuelen positie kozen in de Franse ­politiek en betrokken waren bij sociale strijd. Niemand kan vandaag zeggen of de dingen anders waren gelopen als zij zich niet hadden uitgesproken en ingezet. In de huidige wereld, waar de veelheid aan informatiebronnen en de snelheid waarmee beelden elkaar ­opvolgen een vorm van onverschilligheid in de hand werken, kan het aanlokkelijk zijn je op je kunst te concentreren. Maar op hetzelfde moment komt er in Europa – deels nog aan het oog onttrokken door de gewelddadigheid van een imperialistische oorlog gevoerd door de dictator die in Rusland aan de macht is – een ideologie op van terugtrekking en afsluiting, die zich uitbreidt en in tot dusver democratische landen voortdurend terrein wint.

Die ideologie, gericht op het uitsluiten van vreemdelingen en migranten, op het veronachtzamen van economisch zwakkeren, op het bewaken van de ­lichamen van vrouwen, dwingt tot waakzaamheid, niet alleen haar, maar eenieder voor wie de waarde van een mens altijd en overal dezelfde is. Verder moet worden gevreesd dat de last van het redden van de planeet, die grotendeels is verwoest door het winstbejag van economische machtsconcentraties, vooral zal worden afgewenteld op hen die toch al misdeeld zijn. Op sommige momenten van de geschiedenis is ­stilzwijgen geen optie.

Door haar de Nobelprijs literatuur toe te kennen, werpt men een fel licht op een schrijfarbeid en een persoonlijk onderzoek die zijn verricht in eenzaamheid en twijfel. Dat licht verblindt haar niet. De Nobelprijs beschouwt ze niet als een individuele overwinning, maar als een overwinning die in zekere zin collectief is. Zij deelt de trots op ­deze prijs met al degenen die op welke manier dan ook meer vrijheid, gelijkheid en waardigheid wensen voor alle mensen, ongeacht hun sekse en hun gender, hun huidskleur en hun cultuur voor ogen hebben en met degenen die denken aan de komende generaties, aan het beschermen van een Aarde die door de voortdurende winsthonger van een klein aantal mensen steeds minder leefbaar aan het worden is voor alle bevolkingsgroepen.

Als ze terugkijkt op de belofte die ze als twintigjarige deed om haar soort te wreken, zou ze niet kunnen zeggen of zij die is nagekomen, maar van haar soort, van haar voorgeslacht van hardwerkende, vroeg stervende mannen en vrouwen, heeft zij genoeg kracht en ­genoeg woede gekregen om het verlangen en de ambitie te hebben voor hen een plaats te maken in de literatuur, dat veelstemmige geheel dat haar al heel vroeg heeft vergezeld, dat haar toegang heeft geboden tot andere werelden en andere manieren van denken, inclusief de mogelijkheid om tegen die manieren van denken in verzet te komen en ze te willen veranderen.

In de eerste helft van dit jaar heeft Annie Ernaux over het winnen van de Nobelprijs wel het volgende gezegd :

“Ik ga brutaal zijn en zeggen dat ik een prijs heb gewonnen die ik nooit wou. De Nobelprijs overviel mij. Hij viel als een bom mijn leven binnen en dat was enorm disruptief. Sinds ik de prijs gewonnen heb, kan ik niet meer schrijven en schrijven was altijd mijn toekomst.”

Wat Ernaux beschrijft, is andere Nobelprijswinnaars ook al overkomen en het wordt wel eens het “Nobelprijseffect” genoemd. Daarbij ervaren laureaten van de Nobelprijs – of het nu om literatuur of fysica gaat – een (tijdelijke) dip in hun productie. Als je de allerhoogste erkenning in je vakgebied ontvangt, dringt zich onvermijdelijk de vraag op: wat nu? Alles wat je voortaan zegt, doet of schrijft, moet belangwekkend, wereldschokkend en groots zijn, want je bent nu eenmaal een Nobelprijswinnaar en dat kan verlammend zijn. Dat laureaten vaak pas op hoge leeftijd door het Nobelprijscomité gefêteerd worden, maakt het moeilijk om te weten waarom er geen of amper nieuw werk komt: is het de prijs of gewoon tijd voor het pensioen?

Dat Annie Ernaux in eigen land niet altijd wordt gewaardeerd als schrijfster beschreef Michiel Hendryckx nog in de Standaard van 10 juni 2023. Hij schreef daarin:

“Ruim een jaar voordat Annie Ernaux de Nobelprijs kreeg, gaf ik mijn Franse buurvrouw Les années cadeau. Ik dacht haar met het boek – dat me zo had overweldigd – te kunnen plezieren. Na een halfjaar kwam er nog altijd geen reactie. Voorzichtig polste ik. Ja, ze had het meteen gelezen. Een vreselijk boek. ‘Ik lees geen literatuur om het verslag te krijgen van een banaal leven. Haar boekjes zijn trouwens te dun om goed te zijn. En dan ook nog dat simplistische Frans van haar.’

Voor de meeste Fransen wordt literatuur met veel krullen geschreven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze niks hebben met Ernauxs kale, uitgebeende taal.

De voorbije twee weken was ik op rondreis in Frankrijk. In verschillende boekhandels ben ik gaan polsen naar het succes van de schrijfster. De beleefdste reactie kreeg ik in de Dordogne. ‘Ernaux verdeelt de natie. Zelf vind ik haar boekjes best charmant, maar of ze de Nobelprijs verdient?’ In een chique boekhandel in Beaune werd ik eerst van top tot teen bekeken en dan naar de verdieping verwezen. Nee, zelf had de verkoper haar niet gelezen en hij was dat ook niet van plan. In Yvetot, waar ze vandaan komt en een flink deel van haar oeuvre zich afspeelt, was ze uitverkocht. ‘Hier is ze helemaal niet graag gezien : ze is een nestbevuiler.

De kans dat er een herdenkingsplaat aan het huisje komt waar de schrijfster tot haar achttiende de slaapkamer met haar ouders deelde, is dan ook klein. De buurt heeft in de loop der jaren een residentieel karakter gekregen. Een man, die oud genoeg leek om haar te hebben gekend, draaide zijn rug naar mij. Voorzichtig gluurde ik binnen. Waar ooit het café annex de kruidenierszaak was, is nu een luchtige keuken. Met warm en koud water. Een luxe waar Annie Ernaux als kind tevergeefs naar bleef verlangen.”

 

DE JAREN 

Les Années, oorspronkelijk verschenen in 2008, is een omvangrijk historisch fresco dat meer dan een halve eeuw bestrijkt van vlak na de Tweede Wereldoorlog tot circa 2005. Het wordt door velen beschouwd als Ernaux' magnum opus. Annie Ernaux ontwerpt een mengvorm van autobiografie, sociologie en geschiedenis. Bij de bekroning met de nobelprijs voor Ernaux werd ‘De Jaren’ omschreven als de eerste collectieve autobiografie. Les Années werd bekroond met een tiental literaire prijzen, waaronder de Prix Marguerite Duras, de Prix François Mauriac, de Prix de la langue française en, in 2016, de Premio Strega Europeo. De Engelse vertaling The Years stond in 2019 op de shortlist van de International Booker Prize.  De Nederlandse vertaling “De jaren”, werd pas uitgegeven in 2020, maar stond wel in 2021 op de shortlist van de Europese Literatuurprijs. 

De jaren is een chronologisch opgebouwde existentiële ontwikkelingsroman zonder plot, waarin de tijd als het ware wordt opgevoerd als de protagonist. De schrijfster neemt in een lange monologue intérieur de lezer mee door pakweg de eerste 65 jaar van haar leven; het collectieve geheugen waarin leeftijdsgenoten punten van herkenning zullen vinden. Ze heeft als het ware allemaal kleine lapjes gebreid die ze tot een kleurrijke lappendeken heeft samengevoegd. Door middel van deze fragmentarische synthese brengt ze de gebeurtenissen van haar tijd tot leven; een geschiedenisles die als een film van foto’s aan de lezer voorbij flitst. Dit doet ze zowel op micro (haar eigen leven) als op macro (landelijk) niveau. Het is ­pionierswerk, waarin Ernaux een nieuw literair genre uitvindt, de ­autobiografie zonder ‘ik’. Juist door haar eigen geheugen van sociaal opklimmende babyboomer en linkse intellectuele vrouw te ­problematiseren en op ­afstand te plaatsen, bereikt ze in dat boek een fenomenale scherptediepte.

 

Al vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft Annie Ernaux aantekeningen gemaakt en gedubd over de structuur van het boek dat ze voor ogen had. In het begin lijken haar herinneringen flarden, zonder interpunctie, maar gaandeweg verandert haar stijl, die – zonder metaforen en beeldspraak – toch enigszins kaal blijft. Ze beschrijft hoe de veranderingen in de loop der tijd van invloed zijn geweest op het leven, de kansen en het welbevinden van de vrouw in het algemeen. Ze vertelt haar verhalen door de lens van het geheugen, van tegenwoordige en herinnerde indrukken, culturele gewoonten, taal, foto’s, boeken, liedjes, radio, televisie, reclame en krantenkoppen.’ Hierbij weet ze zo over foto’s te vertellen en beelden op te roepen, dat visualiseren haast vanzelf gaat.

 

Iedereen die wel eens een brief onder ogen krijgt die hij vroeger schreef kent dat gevoel van vervreemding wel: was jij dat? Je kunt je nauwelijks meer inleven in de persoon die je toen was. Ook oude foto’s kunnen dat gevoel oproepen. We kunnen verbijsterd staren naar een jeugdfoto.  ja, zo heb ik er echt ooit uitgezien… Wat dacht ik toen? Wie was ik toen?

‘Alle beelden zullen verdwijnen’, zo luidt de openingszin. De dood wist alles in één klap uit en dus moeten we zien te redden wat er te redden valt. Ernaux scrolt door haar persoonlijke arsenaal aan herinneringen, slaat er haar dagboeken op na en haalt haar collectie familiekiekjes tevoorschijn.  Ernaux maakt dan ook juist gretig gebruik van beelden; door ze in woorden te vatten kan ze ze voor verdwijning behoeden.  Het verglijden van de tijd wordt gevangen in een twaalftal foto’s, Super 8-filmpjes en videotapes van Annie als baby, scholiere, studente, echtgenote, moeder, lerares en auteur, ‘ter documentatie van de achtereenvolgende lichamelijke vormen en maatschappelijke posities van wie ze was’. Haar kinderjaren speelden zich af in de nadagen van de oorlog, toen de maatschappij nog overzichtelijk was verdeeld in rangen en standen en er een onverwoestbaar vooruitgangsgeloof heerste.

De jaren is meer dan het levensverhaal van een meisje uit een bescheiden middenstandersgezin dat opgroeit op het puin van de Tweede Wereldoorlog, zich aan haar milieu ontworstelt en zich ontpopt als een schrijfster met een scherp politiek en sociaal bewustzijn. Het proza van Annie Ernaux heeft altijd een forse feministische en sociologische inslag gehad en de verhouding tussen de seksen en de verhouding tussen maatschappelijke klassen, haar twee grote thema’s, komen hier naadloos samen. De gebeurtenissen flitsen voorbij als in een versneld afgedraaide film, van de wederopbouw over de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog, mei 68 en de Koude Oorlog tot de pro-abortusmanifestaties en de anticonceptiepil, die de seksuele bevrijding inluidde. Wat niet wegneemt dat seks nog lang een bron van schaamte zou blijven en meisjes nog een hele poos zouden worden afgerekend op hun seksuele fatsoen.

Naarmate het boek vordert en naarmate de schrijfster dus ook ouder wordt, worden de observaties steeds beschouwelijker van aard. 1968 vormt een soort kantelpunt: ‘De idealen van ’68 werden omgezet in spullen en entertainment.’ Ernaux waagt zich meer en meer aan interpretaties in plaats van aan feitelijke beschrijvingen en constateert een toenemende onverschilligheid. Rechts rukt op, idealen verdwijnen en ‘de springerige, vlugge muisklik op het scherm was de maat van de tijd. […] De zoektocht naar de verloren tijd liep via het web.’

Schrijven is voor Ernaux geen zuiver esthetische kwestie, maar een strijdmiddel, een politieke daad. Soms bedrijft ze meer sociologie dan literatuur, maar De jaren is een fenomenale literaire krachttoer. Deze duizelingwekkende geschiedenis van een tijd en van een leven is een indrukwekkende manier om iets te ‘redden van de tijd waar we nooit meer zullen zijn’.

Met dit rijke werk heeft Ernaux iets willen redden van de geschiedenis van het gewone leven en de tijd die nooit meer terug zal komen. Ondanks overduidelijk de Franse inslag, is het boek althans voor mij op veel punten herkenbaar voor ons als Vlaamse lezer. Het werkt als katalysator en laat laadjes in je herinnering openspringen.

 

BIBLIOGRAFIE

 

  • Les Armoires vides, Gallimard, 1974 (Lege kasten, De Arbeiderspers, 1990, vert. Marijke Jansen)
  • Ce qu’ils disent ou rien, Gallimard, 1977
  • La Femme gelée, Gallimard, 1981 (De bevroren vrouw, De Arbeiderspers, 1987, vert. Marianne Kaas)
  • La Place, Gallimard, 1983 (De plek, De Arbeiderspers, 1985, vert. Edu Borger)
  • Une femme, Gallimard, 1988 (Een vrouw, De Arbeiderspers, 1989, vert. Geerten Meijsing)
  • Passion simple, Gallimard, 1991 (Alleen maar hartstocht, De Arbeiderspers, 1992, vert. Mirjam de Veth)
  • Journal du dehors, Gallimard, 1993 (vertaald, samen met La Vie extérieure(2000), als De blik naar buiten, De Arbeiderspers, 2007, vert. Marianne Kaas)
  • "Je ne suis pas sortie de ma nuit", Gallimard, 1997
  • La Honte, Gallimard, 1997 (De schaamte, De Arbeiderspers, 1998, vert. Rokus Hofstede)
  • L'Événement, Gallimard, 2000 (Het voorval, De Arbeiderspers, 2004, vert. Irene Beckers)
  • La Vie extérieure, Gallimard, 2000 (vertaald, samen met Journal du dehors(1993), als De blik naar buiten, De Arbeiderspers, 2007, vert. Marianne Kaas)
  • Se perdre, Gallimard, 2001
  • L'Occupation, Gallimard, 2002
  • L'Usage de la photo, met Marc Marie, Gallimard, 2005
  • Les Années, Gallimard, 2008 (De jaren, De Arbeiderspers, 2020, vert. Rokus Hofstede)
  • L'Autre fille, NiL Éditions, 2011
  • L'Atelier noir, Éditions des Busclats, 2011
  • Écrire la vie, Gallimard, coll. « Quarto », 2011 (bundeling van 11 werken plus uittreksels uit het dagboek en foto's)
  • Retour à Yvetot, Éditions du Mauconduit, 2013
  • Regarde les lumières mon amour, Éditions du Seuil, 2014
  • Mémoire de fille, Gallimard, 2016 (Meisjesherinneringen, De Arbeiderspers, 2017, vert. Rokus Hofstede)
  • Hôtel Casanova, Gallimard, 2020 (bundeling van 12 verspreide korte teksten)
  • Le jeune homme, Gallimard, 2022 (De jongeman, De Arbeiderspers, 2023, vert. Rokus Hofstede)

 

 

VRAGEN  (voor de bespreking van het boek)

 

  1. Is het boek voor iedereen even herkenbaar als dit voor mij is geweest, of is het, omdat ik mezelf kan terugvinden in de ontwikkeling die Annie Ernaux zelf heeft meegemaakt, dat die herkenbaarheid voor mezelf heel persoonlijk is?
  2. Maakt de Franse context waarin het boek is verschenen, het voor ons als Vlaamse lezers even aantrekkelijk dan dat dit boek zou geschreven zijn vanuit een Vlaamse context?
  3. Kunnen we ons indenken dat Annie Ernaux blijkbaar in eigen land op zijn minst een controversieel figuur is, waarbij het niet evident wordt geacht dat zij de Nobelprijs voor literatuur zou kunnen krijgen?
  4. Iemand die in 1940 is geboren, heeft, zoals Annie Ernaux beschrijft, enorme veranderingen in zijn of haar leven meegemaakt. Alhoewel veranderingen alsmaar sneller lijken te gaan, vraag ik me af welke evoluties Annie Ernaux nu zou beschrijven mocht ze het boek niet in 2006 maar in 2023 hebben geschreven?
  5. Wat betekenen de kattebelletjes die Annie Ernaux beschrijft in de eerste 15 pagina’s van haar boek of is het enkel om te illustreren dat ‘alle beelden zullen verdwijnen’.

 

BESPREKING  ‘De jaren’ Annie Ernaux  in de leesgroep - 14 dec 2023

Rik Geerardyn 

 

Algemeen
- De structuur van de “fotoreportages” om de zoveel jaren was origineel en verving het aanwenden van ‘hoofdstukken’. Het diende perfect en vooral als ‘tijdslijn’.
- De schrijfster paste haar zinsopbouw als het ware aan aan de leeftijd van de vertelster, met name korte zinnen bij de kindertijd, en gaandeweg meer gedragen en lange zinnen, met minder interpuncties, naarmate zij ouder werd.
- Soms zéér interessante bedenkingen/ beschouwingen , op die momenten in een zeer mooie, bijna poëtische taal.
- Het ging uitsluitend over de Franse samenleving, en de Franse culturele wereld.
- Eenzijdig links geörienteerd, wat het boek in onbalans houdt.
- Een opmerkelijk lang relaas van feiten/gebeurtenissen ; het toevoegen van enkele citaten van vermelde schrijvers/ filosofen of wat poëzie had het boek meer kleuren én vreugde bezorgd.

M.b.t. de vragen

1. Is het boek voor iedereen even herkenbaar als dit voor mij is geweest, of is het, omdat ik mezelf kan terugvinden in de ontwikkeling die Annie Ernaux zelf heeft meegemaakt, dat die herkenbaarheid voor mezelf heel persoonlijk is?

M.b.t. vraag 1 was iedereen het eens over de herkenbaarheid van de schrijfsters ontwikkeling vanaf de jaren eind ‘40 tot begin 2000, zeg maar onze eigen generatie. Alle leden hebben genoeg kennis en inlevingsvermogen met betrekking tot de levensstandaard van de ‘provincie’, het dorpsleven, het ontbreken van luxe (wat in die tijd niet echt noodzakelijk als zodanig werd aangevoeld, geen overvloed, de achteruitstelling van een meisje/vrouw in het sociaal leven thuis, in de buurt en op school, het studeren als vrouw als middel om aan de armoede te ontsnappen (P 80-81), etc.

2. Maakt de Franse context waarin het boek is verschenen, het voor ons als Vlaamse lezers even aantrekkelijk dan dat dit boek zou geschreven zijn vanuit een Vlaamse context?

Qua ‘algemeen kader’ is de context net hetzelfde, maar de “finesse “ van de typische Franse context ontbreekt uiteraard voor de Vlaming.

3. Kunnen we ons indenken dat Annie Ernaux blijkbaar in eigen land op zijn minst een controversieel figuur is, waarbij het niet evident wordt geacht dat zij de Nobelprijs voor literatuur zou kunnen krijgen?

- De schrijfster roept over zichzelf controverse  af :  het gedachtegoed, haar maatschappijvisie, haar benadering van de feiten en gebeurtenissen over al die jaren worden van slechts één kant benaderd, met name vanuit links.
Een paar voorbeelden : p 99- Sartre en De Beauvoir worden herhaaldelijk over de jaren vernoemd, Solzjenitsyn slechts éénmaal (p 115) en met één zin; terwijl één van de uitspraken van Sartre was : “ l’anti-communiste est un chien”; Albert Camus wordt zeer terloops vermeld, terwijl hij resoluut afstand had genomen van Sartre ; ook p 101 : “1968 , 1ste jaar van de wereld” en waarvan de ‘verworvenheden’ voluit werden gepreciseerd “op alle scholen”, etc.
Annie E. is een ongelukkig mens, en overwegend pessimistisch ingesteld, zowel maatschappelijk, cultureel, als met betrekking tot het gezinsleven  (huwelijk, scheidingen, abortus), zodat zij op die manier tegen veel “heilige huisjes” trapt. Ook bv in haar eigen gezinsleven draait ze moeilijk mee (p 128 familiefeest aan tafel met vriend en kinderen).
- p 159 de Franse Revolutie, en al de “zogezegde “ verworvenheden daaruit volgend.

4. Iemand die in 1940 is geboren, heeft, zoals Annie Ernaux beschrijft, enorme veranderingen in zijn of haar leven meegemaakt. Alhoewel veranderingen alsmaar sneller lijken te gaan, vraag ik me af welke evoluties Annie Ernaux nu zou beschrijven mocht ze het boek niet in 2006 maar in 2023 hebben geschreven?

Volgende onderwerpen zou zij zéker benaderd hebben : klimaat, Me Too- beweging, woke en cancelcultuur, LGBTQIA’s, migratie, etc.

5. Wat betekenen de kattebelletjes die Annie Ernaux beschrijft in de eerste 15 pagina’s van haar boek of is het enkel om te illustreren dat ‘alle beelden zullen verdwijnen’.

Illustreren dat enerzijds ooit alle beelden zullen verdwijnen, maar toch resoluut vasthouden wat in de vele levensfasen en gelaagdheden nog van belang blijft.

Ten slotte : er werd nog gewezen op de verlichte momenten waarop zij grote literatuur schreef.

Vertel anderen over ons